Jarenlang stonden partijen als DDA (Dutch Datacenter Association) op de bres om restwarmte uit datacenters als duurzame bron aan te merken. Nu de rijksoverheid daarvoor groen licht heeft gegeven, kunnen datacenters die duurzame warmte amper kwijt. ‘Uitkoppeling naar MT-netten op circa 45 graden is niet langer een obstakel. De grootste winst boeken we door anders naar gebiedsontwikkeling te kijken: welke reststromen zijn het beste voor de gebouwde omgeving?’ zegt Stijn Grove, directeur van DDA.
Met vele duizenden kleine en middelgrote datacenters en een handvol ‘hyperscales’ is Nederland hét internetknooppunt van Europa. Werd tien jaar geleden nog gevreesd dat de ICT-sector door de explosieve groei van dataverbruik uiteindelijk tegen keiharde grenzen zou aanlopen, door veel aandacht voor en aanzienlijke investeringen in energie-efficiency is dat echter niet gebeurd. Daardoor is het energieverbruik bij datacenters – voor circa driekwart de grootste verbruiker in de ICT-sector – volgens het IEA de afgelopen vijftien jaar vrijwel stabiel gebleven.
Kunt u aangeven wat de impact van datacenters is?
“Vergeleken met andere sectoren staat de ICT-sector op grote hoogte, zo laat de monitoring van de MJA3 zien (meerjarenafspraken met het Rijk). Waar de top 5 verbruikers 7 tot 33 procent voor hun rekening nemen – denk aan de industrie, landbouw en huishoudens – verbruiken datacenters slechts 2,9 procent van de stroom. Ook qua CO2-emissies en waterverbruik is de impact klein. Een nieuwe, grotere douchekop installeren en de tuin water geven heeft een grotere impact. Bijna al onze leden kopen groene stroom uit Nederlandse bronnen in. Nu de energieprijs met factoren stijgt, zullen steeds meer partijen besparingsmaatregelen nemen.”
Wat is er veranderd sinds de MJA3 in 2017 van kracht werd?
“Overtollige warmte is voortvarend ter hand genomen. Serverapparatuur is steeds beter geworden, temperaturen op de zalen zijn gestegen. Daardoor hoeven datacenters iets minder te koelen en kunnen ze de restwarmte bij een hogere temperatuur afvoeren. Al in 2016 heeft DDA een statement gemaakt dat deze restwarmte als duurzaam moet worden aangemerkt. Immers, wanneer de ingekochte elektriciteit uit duurzame bronnen komt, kan je de restwarmte ook als zodanig beschouwen. De Tweede Kamer is daarop ingegaan en heeft vanaf 2020 de wet- en regelgeving aangepast. Restwarmte uit datacenters wordt dan ook steeds meer meegenomen in plannen voor woningbouw.”
Kunt u daarvan voorbeelden geven?
“Afgezien van hyperscales in de polder bevinden de meeste datacenters zich bij grote steden en dus bij afnemers. Eindhoven heeft bijvoorbeeld een warmtenet met een biomassacentrale als bron. De capaciteit daarvan is beperkt. Met de restwarmte van datacenter Interconnect, een van onze leden, kunnen we dat uitbreiden. Equinix levert, via een wko, warmte en koude aan Eneco en de UvA (Universiteit van Amsterdam) terwijl het nieuwe datacenter van NorthC in Rotterdam een bijdrage zal leveren aan 10.000 huishoudens in Rotterdam Schiebroek. Ook wordt warmtelevering vanuit het datacenter van QTS en Bytesnet op de Zernike-campus (het universiteitscomplex van Groningen) naar de wijk Paddepoel voor 10.000 woningen uitgebouwd.”
Waar ligt tegenwoordig de grootste uitdaging?
“Uitkoppeling van restwarmte naar een modern warmtenet is het probleem niet meer. Nieuwe warmtenetten in categorie vijf kunnen goed overweg met een temperatuur van 45 graden Celsius. Datacenters kunnen continu, 24/7, hoogwaardige warmte bij lage temperaturen leveren, veel zekerder dan restwarmte uit gas- en kolengestookte centrales. Bovendien zorgt de prijsexplosie van energie ervoor dat de leveringszekerheid van aardgas afneemt. Waar we nu tegenaan lopen, is vergelijkbaar met netcongestie: er is meer dan genoeg warmte, maar onvoldoende capaciteit om dat ook nuttig aan te wenden. Mede door de jarenlange promotie van aardgas zijn er, kortom, te weinig warmtenetten.”
Welke gunstige tendensen ziet u?
“De meeste datacenters willen best gratis warmte leveren, na aftrek van de vastrechtkosten. Pas richting zeventig graden valt daar een verdienmodel op te plakken. Centralisatie wordt echter niet in de berekeningen meegenomen. Als je het aantal datacenters van 6900 naar 6500 hebt teruggebracht – zoals vorig jaar is gedaan – scheelt dat aanzienlijk. Het zijn vaak inefficiënte datacenters die worden opgeheven. Volgens het IEA heffen de effecten van meer stroomverbruik en meer efficiency elkaar op. Dezelfde tendens zie je bij datacenters van het Rijk. De 64 datacenters zijn tot vijf grote samengevoegd, het stroomverbruik gehalveerd. Eerder werd dat in rijksgebouwen bij de efficiency van het gebouw opgeteld. We zullen het beeld in onze rapportages moeten bijschaven: concentratie heeft ook gunstige schaaleffecten.”
Waar ligt de grootste winst?
“Niet alleen plannen op plekken waar al warmtenetten liggen, maar vooral nadenken over een andere manier van gebiedsontwikkeling, integraal en duurzaam. Welke reststromen kan je het beste voor duurzame nieuwbouw toepassen? Dat vergt een andere kijk op energie. Duurzame bronnen en afnemers moeten zoveel mogelijk bij elkaar liggen. Het oude adagium van de makelaardij ‘locatie, locatie’, wordt dus steeds belangrijker.”
Op de foto (v.l.n.r.)
-
Datacenter van Interconnect (foto: Kas van Vliet)
-
Stijn Grove
Auteur:
Tseard Zoethout
Tseard Zoethout