Wat zijn de mogelijkheden voor warm tapwater bij een warmtenet met lagere aanvoertemperaturen? DWA zocht het uit voor TKI Urban Energy en presenteert de bevindingen in een webinar op maandag 3 februari. Senior-adviseur Dick van ‘t Slot geeft een voorproefje.

Traditionele warmtenetten draaien op temperaturen boven de 65 graden, omdat woningen die temperatuur nodig hebben voor verwarming, maar ook zodat het bereiden van warm tapwater mogelijk is. Er zijn allerlei redenen waarom je die temperatuur omlaag zou willen hebben, somt Dick van ‘t Slot van adviesbureau DWA op. “Omdat je bijvoorbeeld meer warmtebronnen tot je beschikking krijgt, zoals restwarmte. Ook is er veel minder energieverlies bij transport van warmte met een lagere temperatuur en draaien warmtepompen met een beter rendement.”

Eén maar: hoe krijg je dan het tapwater op de juiste temperatuur, al dan niet gebruikmakend van de warmte uit het warmtenet? Minimaal vereist is 55 graden op het tappunt, met daarbij een aantal voorwaarden, zoals dat één keer per week de temperatuur naar 60 graden wordt gebracht bij een voorraadvat.

18 systemen
DWA inventariseerde in opdracht van TKI Urban Energy de beschikbare systemen. De uitkomsten hiervan zijn bijeengebracht in een document voor overheden, opdrachtgevers en aanbieders van warmtenetten, toegespitst op verschillende classificaties van temperaturen van het warmtenet (ZLT ofwel onder de 30 graden, 30-45 graden, 45-55 graden en 55-65 graden).

Het zijn in totaal 18 systemen, waarvan een aantal sterk op elkaar lijkt. In het document bespreekt DWA onder meer over oplossingen die helemaal geen gebruik maken van warmte uit het warmtenet, zoals de elektrische boiler of elektrisch doorstroomapparaat. Boosterwarmtepompen en afleversets met een piekvoorziening zijn een categorie oplossingen die wel gebruik maken van de warmte uit het warmtenet – het laatste restje gebeurt dan elektrisch.  “We onderscheiden 9 echt verschillende mogelijkheden, maar ze zijn niet allemaal voor elk temperatuurregime interessant”, zegt Van ’t Slot. 

Als voorbeeld noemt hij de doorstroomboiler. “Daarvoor heb je wel een minimale temperatuur nodig van je warmtenet, want wil je bij lage temperaturen alles met een doorstromer doen, dan is je huisaansluiting bij een standaard douche te klein. Typisch een voorbeeld van een maatregel die van toepassing kan zijn bij een minimale aanvoertemperatuur van zo’n 40 graden of in combinatie met een reductie van de piekvraag voor douchen.”

DWA stelde per optie een factsheet op met kenmerken zoals kosten, energiegebruik, ruimtegebruik en benodigde netcapaciteit.

Innovaties
Er komen tijdens het webinar op 3 februari ook enkele innovatieve tapwatersystemen voorbij. Van ’t Slot noemt (1) de vacuümgeïsoleerde boilervaten, (2) PCM-vaten zoals zoutboilers, die minder ruimte in beslag nemen en (3) elektrische oplossingen met slimme software. Die laatste categorie is met name interessant in combinatie met dynamische energiecontracten, zegt hij. “Op die manier kan je tegen lage kosten laden. Lage kosten betekent doorgaans ook een lage milieubelasting, omdat de prijzen doorgaans laag zijn bij overschotten aan duurzame stroom op de markt.”

Als toevoeging op deze drie typen innovaties noemt Van ‘t Slot nog de combinatie van douche-wtw en doorstromer. “Door je douche-wtw reduceer je de vraag sterk. Op die manier kan je met een doorstromer royaal genoeg douchen zonder dat je netaansluiting wordt belemmerd. Daardoor heb je ook een installatie waarbij alles is geïntegreerd in de badkamer. Het hele tapwaterverhaal in de woning komt dan verder te vervallen.”

Volledig elektrische oplossingen (‘COP1’) werden altijd ‘slecht’ beoordeeld in verband met de hoge elektriciteitsvraag en netbelasting, maar daarin zit inmiddels een nuance. “In de basis ben ik er nog steeds voorzichtig mee, maar wat veel belangrijker is geworden is de vraag of je kan sturen in het moment waarop je energie afneemt. Dat is een van de criteria waarop we hebben getoetst.”  

Meer informatie: 

• Ga naar de pagina van TKI Urban Energy voor meer informatie over het webinar op 3 februari.