
In de warmtetransitie biedt de coöperatieve route veel kansen, zeker als het gaat om betaalbaarheid, imago en duurzaamheid. Daarom is Buurtwarmte opgericht. Deze organisatie gaat coöperaties ondersteunen bij het ontwikkelen van lokale warmtenetten. Directeur Petra Lettink legt uit wat er nodig is om de warmtetransitie van onderop te laten groeien. Ze noemt financiering, een standaardaanpak en inpassing in wetgeving als belangrijke voorwaarden.
“Buurtwarmte is opgericht met enkele koplopercoöperaties om meer diensten aan te kunnen bieden voor onze leden. Dat is beter mogelijk in een aparte organisatie.” Aan het woord is Petra Lettink, de kersverse directeur van Buurtwarmte. Het is een zustercoöperatie van Energie Samen die coöperaties ondersteunt met kennis, toegang tot financiering, diensten en belangenbehartiging. De reden om Buurtwarmte op te richten, heeft ook te maken met de groei van het aantal lokale warmtecoöperaties, zegt ze. “We moeten in ieder geval klaar zijn voor die groei. Daarom hebben we ook een nieuwe organisatie opgetuigd. Onze ambitie is om honderden tot 1000 buurtwarmte-initiatieven te hebben in 2030.”
Potentie lokale aanpak
Deze groei van lokale warmte is nodig om de warmtetransitie te laten slagen, zegt Lettink. “Er zit veel potentie in de lokale aanpak. Daarnaast is het mede-eigenaarschap erg belangrijk voor het draagvlak van warmtenetten.” Hoe groot zo’n coöperatief warmtenet is, is volgens haar sterk afhankelijk van de lokale situatie. “Het kan gaan van enkele duizenden aansluitingen tot een miniwarmtenet van maar een paar aansluitingen. Dat is ook sterk afhankelijk van de lokale bron.” En die zijn bij coöperatieve warmtenetten heel verschillend, legt ze uit. “Er zijn veel projecten met aquathermie, maar ook met bodemenergie. Andere initiatieven zijn weer bezig met het benutten van restwarmte uit datacenters. Het is dus heel divers en dat is ook logisch, omdat men kijkt naar de lokaal beschikbare bronnen.”
Grote verschillen
Er zijn dus grote verschillen tussen de warmtecoöperaties, zegt ze. “Het gaat om organisaties van klein tot groot. In kleinere organisaties levert dat nog wel eens problemen op, omdat er juist in de initiatieffase veel gevraagd wordt van de deelnemers ook als ze doorgroeien naar ontwikkeling.” Het is dan ook goed dat veel coöperaties in de fases daarna een professionaliseringsslag maken, legt Lettink uit. “Op een gegeven moment gaan ze opschalen, maar ze moeten eerst het hele proces doorlopen. Elk initiatief doormaakt wat dat betreft dezelfde ontwikkeling. We willen daarom een soort standaard ontwikkelen, zodat niet iedereen het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.”
Animo neemt toe
Buurtwarmte helpt de lokale initiatieven ook bij het vinden van financiering. Lettink: “Soms zijn er gelden beschikbaar vanuit de gemeente of de provincie, maar soms werken initiatieven ook met eigen geld. Daarnaast is er het Ontwikkelfonds Warmte. Dat is echt bedoeld voor deze initiatieven en ze kunnen daar een beroep op doen. En er is vanuit het Rijk nog de Warmte Investeringssubsidie beschikbaar.” Wat ze bij Buurtwarmte merken, is dat het animo voor buurtwarmte-initiatieven toeneemt. “We zien veel initiatieven in verschillende stadia van ontwikkeling. Bij Ketelhuis WG bijvoorbeeld gaat de schop nu echt de grond in, maar andere initiatieven zijn nog niet zo ver. We zien in ieder geval veel nieuwe projecten ontstaan en we merken ook dat er bij bestaande energiecoöperaties interesse is om iets met warmte te doen.” In de gesprekken met bewoners komt ook het imago van warmtenetten ter sprake, beaamt Lettink. “Dat beeld is af en toe wel lastig, maar het verhaal van het coöperatieve is heel sterk. Het is echt een heel ander verhaal dan wat de mensen kennen.”
Snelheid van ontwikkelen
Wanneer gemeenten zekerheid hebben over hoe ze afzonderlijke wijken aardgasvrij gaan maken, is het belangrijk dat ze deze informatie ontsluiten, zegt Lettink. “Als mensen weten waar ze aan toe zijn, kunnen ze daar actie op ondernemen. Maar in de tussentijd moeten mensen ook wat en zullen ze bijvoorbeeld een warmtepomp aanschaffen.” De snelheid van het ontwikkelen van warmtenetten is een groot struikelblok, weet ze. “Het kan wel even duren voordat je kunt beginnen. Daarom is het belangrijk om niet overal het wiel opnieuw uit te vinden en er moet een standaardfinanciering beschikbaar zijn. Als er dan ook nog inspirerende voorbeelden zijn die laten zien wat er kan, dan volgen er vanzelf meer initiatieven. Nu gaat het nog om een handjevol koplopers, maar dat moeten er snel meer worden.”
Coöperatieve route biedt veel kansen
Vanuit de Rijksoverheid is er wel aandacht voor coöperatieve warmtenetten, maar het kan beter, zegt Lettink. “Het gaat nu bijvoorbeeld heel veel over publieke warmtebedrijven en dat is prima, maar de coöperatieve route biedt juist veel kansen. Zeker als het bijvoorbeeld over het imago en de betaalbaarheid van warmtenetten gaat. Dat geeft het bestaansrecht aan coöperatieve warmtenetten. Het is de truc om te zorgen dat initiatieven kunnen doorgroeien tot volwaardige projecten.” De Wcw biedt daar veel mogelijkheden voor, bevestigt Lettink. “Het is belangrijk dat de wet mogelijkheden geeft aan kleinschalig initiatieven. Op sommige plekken is de coöperatieve route echt beter, daar moet ook ruimte aan geboden worden.” Die route moet dan ook zeker niet afgesloten worden, benadrukt ze. “We moeten elkaar vinden, publiek, privaat en coöperatief. Als de krachten gebundeld worden, kunnen we samen veel verder komen.”
Auteur:
Joop van Vlerken
Joop van Vlerken