Het aanbesteden van een warmtenet vraagt een meer flexibele houding van gemeenten en marktpartijen. Dat schrijft Witteveen+ Bos in een Adviesrapportage. Werken in bouwteamverband kan een uitkomst zijn.
‘Een gemeente heeft in haar beleid opgenomen dat er alleen lage-temperatuur warmtenetten mogen worden gerealiseerd. Echter, er zijn marktpartijen die kunnen aantonen dat in sommige gevallen een midden-temperatuur warmtenet duurzamer is. Deze duurzamere optie kan niet worden aangeboden, omdat het beleid en de eisen die worden gesteld in een uitvraag dit niet toelaten.’
Er zijn meer warmtenetten nodig om de klimaatdoelstellingen te halen, maar aanbestedingen mislukken vaak. Dat kost zowel gemeenten als marktpartijen veel tijd en geld. Ook zijn er soms te weinig inschrijvingen. PIANOo Expertisecentrum Aanbesteden liet daarom Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs onderzoeken waarom aanbestedingen mislukken en hoe dat beter kan. In het adviesrapport is gekeken naar hoe de sector is georganiseerd, naar hoe contractuele voorwaarden zijn opgesteld en naar de aanbestedingsprocedure. Het is geschreven op basis van interviews met medewerkers van opdrachtgevers en marktpartijen.
Te ver uitontwikkelde plannen
Bovengenoemd voorbeeld uit de rapportage is illustratief. De onderzoekers zien dat de warmtemarkt een groeimarkt is, waarin de vraag stijgt en maar weinig aanbieders zijn. Gemeenten hebben zelf veelal niet de benodigde kennis in huis en huren daarom adviesbureaus in. Dat leidt in de praktijk vaak tot al te ver uitontwikkelde plannen. En ook: weinig direct contact tussen gemeenten en marktpartijen. Het advies is daarom om “niet te nauwkeurig te specificeren, met name in een groeimarkt waarin er nog veel technologische ontwikkeling kan worden verwacht.”
Om het onbegrip weg te nemen, “is het goed om buiten projecten om het gesprek met elkaar aan te gaan. Zo kunnen marktpartijen aangeven wat voor hen belangrijk is, en kunnen opdrachtgevers aangeven welke zaken er bij hen spelen.”
Bouwteam
Wat betreft de contractuele voorwaarden is het ondoenlijk om alle risico’s voor de hele looptijd van een concessie – vaak 30 jaar – in het vizier te hebben, stelt het adviesrapport. Een oplossing hier zou zijn om procesafspraken te maken en deze op te nemen in het contract. Oftewel na te denken over de vraag ‘hoe gaan we er mee om als de situatie verandert’.
Afspraken over het aansluitrisico kunnen volgens het adviesrapport ook flexibeler worden opgesteld. Voor de technische uitwerking biedt “een gezamenlijk ontwerpfase zoals in een bouwteam” uitkomst. “Het voordeel hiervan is dat gezamenlijk de business case (incl. tarieven) kan worden uitgewerkt, en dat de expertise van de aannemer al vroeg kan worden benut.”
Dit contracttype zou ook een goed alternatief zijn voor de in de aanbestedingsprocedure vaak gehanteerde concurrentiegerichte dialoog (CGD). Want: de eisen die in zo’n traject worden meegegeven aan inschrijvers blijken in de praktijk vaak al te specifiek. Bovendien kost de CGD veel inzet van zowel de gemeenten als de marktpartijen. Daardoor schrijven aanbieders niet altijd in.
Marktwerking
Een ‘heikel’ punt blijft het gebrek aan marktwerking, zo benoemt het rapport. Gemeenten zouden opdrachten kunnen opknippen zodat meer opdrachtnemers kunnen inschrijven. “Echter, zouden deze behapbare stukken achtereenvolgend aanbesteed worden, dan treedt het risico van geen level-playing field op. De eerste concessiehouder heeft namelijk een voorsprong op andere opdrachtnemers als het een concessie in een naast gelegen (deel van de) wijk betreft, omdat ze al voorzieningen met betrekking tot warmtetransport en warmteopwekking hebben aangelegd.”
De onderzoekers verwachten dat de Wet Collectieve Warmtevoorziening hier soelaas gaat bieden. “In de WCW is de mogelijkheid behouden om concessiehouders per gebied aan te wijzen, wat zou resulteren in een vlekkenplan.”
Meer informatie:
Auteur:
Paul Diersen
Paul Diersen