Gemeenten moeten haast maken om de energietransitie vorm te geven. De deadline voor de gemeentelijke transitievisie warmte nadert immers al snel, net als de RES (Regionale Energie Strategie). Warmtenetten kunnen daarin een belangrijke rol spelen. ‘Met de nieuwe warmtewet die op stapel staat, kunnen we de potentie van warmtenetten beter benutten. Nu is het zaak om stappen te zetten naar een meer duurzame infrastructuur’, zegt de Utrechtse wethouder Lot van Hooijdonk (energie).
Van Hooijdonk (Groenlinks) is verantwoordelijk voor de RES U16, de Regionale Energie Strategie Utrecht waarin zestien gemeenten, vier waterschappen en de provincie samenwerken. Voor het zomerreces is deze notitie aan de gemeenteraad voorgelegd. Tevens is Van Hooijdonk voorzitter van de commissie Energie, klimaat, economie en milieu van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten). Volgens de bestuurder zijn we begonnen aan ‘misschien wel de grootste uitdaging van deze tijd’. Voor ‘Stichting Warmtenetwerk’ gaat ze in op zes vragen.
Wat zijn volgens VNG de voorwaarden voor nieuwe warmtenetten?
‘Met warmtenetten kunnen we grote slagen maken. Daarvoor moeten we echter wel een aantal belangrijke vragen over afnemers, bronnen en infrastructuur beantwoorden. De zorgen van gemeenten zijn onder meer voor welke delen ze verantwoordelijk worden. Warmtenetten moeten aan vier principes voldoen: haalbaar, betaalbaar, duurzaam en rechtvaardig. Het is echter wel zaak om haast te maken met de uitrol na analyse van de proeftuinprojecten.’
Kunnen we van Denemarken leren en daar voordeel mee doen? In dat land is meer dan de helft op coöperatieve warmtenetten aangesloten…
‘Ook wij willen dat initiatieven van onderop slagen, vanuit de gemeentes, wijken en buurten. De Nederlandse markt voor warmte bestaat uit enkele grote warmtebedrijven, is anders georganiseerd dan die in Denemarken. We kunnen op onderdelen van Deense coöperaties leren – bijvoorbeeld qua participatie – maar de gasprijs hier is wel veel lager waardoor warmte, ondanks het NMDA principe, relatief duur kan uitpakken. Bovendien kunnen exploitanten van warmtenetten in Denemarken via gunstige fiscale regelingen aan goedkoop geld komen, je zal veranderingen altijd in context moeten bekijken.’
Hoe vullen we rechtvaardigheid, het vierde principe in?
‘Het kan niet zo zijn dan een inwoner van Maastricht vele malen minder voor warmte betaalt als iemand uit Amsterdam. Warmtenetten zijn echter wel afwijkend van gas- en stroomnetten. De kosten voor de infrastructuur zijn bij warmtenetten doorslaggevend. Met meerdere aanbieders valt dat misschien makkelijker te socialiseren. De vraag is: op welk niveau? Immers, warmtenetten zijn kleinschaliger dan gas- of elektranetten, wat verandert er dan voor de netbeheerder, voor de leverancier? De overheid zal dat goed moeten reguleren om tot een goed alternatief voor aardgas te komen. Veel gemeenten zijn nu al bezig te inventariseren wat bewoners en bedrijven belangrijk vinden bij een warmtevoorziening. Denk aan betaalbaarheid en keuzevrijheid. We moeten, zoals ik al eerder aangaf, de publieke waarden voorop stellen: duurzaam, betaalbaar, betrouwbaar en rechtvaardig voor onze burgers.’
Veel warmtenetten zijn afhankelijk van een klein aantal aanbieders. Als de meest bepalende aanbieder zou omvallen, kan leveringszekerheid – op de langere termijn – misschien niet worden gegarandeerd. Hoe kunnen we lock-in en uitsluiting van nieuwe technologieën voorkomen?
‘In het net afgesloten klimaatakkoord staat een groot aantal nieuwe ontwikkelingen. In tientallen regio’s worden regionale energie strategieën (RES) uitgewerkt die op de gemeentelijke warmtetransitieplannen zullen moeten aansluiten. Het is dan ook nodig dat lopende proeftuinprojecten voor aardgasvrije wijken worden doorgelicht. Daarvan leren we welke mogelijkheden er open staan. Volgorde is net zo belangrijk. Tussen onze oogharen door kunnen we immers nu al een inschatting maken welke mogelijke bronnen er beschikbaar komen en waar gemeenten duurzame warmtenetten kunnen stimuleren.’
‘De regionale energiestrategieën zijn niet in beton gegoten want er komen steeds nieuwe technieken bij. Daarom bekijken we elke vijf jaar wat dat betekent voor het gebruik van de energiebronnen vanuit het perspectief van zowel de markt als van de gebruikers. Op die wijze proberen we lock-in situaties te voorkomen en kunnen we in de tussentijd stapsgewijs naar een einddoel werken. Immers, fossiele bronnen en het aardgasnetwerk zijn echt niet van de ene op de andere dag verdwenen.’
Welke warmtenetten zullen we waar moeten inzetten? Er is immers een groot verschil tussen HT (hoge temperatuur) en LT (lage temperatuur) warmtenetten.
‘Dat is wel erg technisch. HT netten draaien meestentijds op industriële restwarmte van fossiele oorsprong. Wel is het zo dat HT netten eerder voor historische wijken worden ingezet omdat daar immers veel minder aanpassingen aan de gebouwen mogelijk zijn. Voor nieuwbouw of minder oude woningen liggen LT netten meer voor de hand. De vraag is nu in welk tempo we naar de juiste technologie kunnen overschakelen.’
‘Maatschappelijk gezien is het lastig: zullen we meer aandacht geven aan de schil van het gebouw of aan het verduurzamen van energiebronnen? Daarnaast speelt het verschil tussen het eigendom van gebouwen en uiteenlopende belangen mee, het zogenaamde ‘split incentive’: de gebouweigenaar is in veel gevallen niet de exploitant. Wat ik hoop – maar nu kijk ik in een glazen bol – is dat de gemeenten meer regie krijgen over de energie-infrastructuur in hun verzorgingsgebied. En dat ze zo in staat zijn om, samen met vastgoedexploitanten, tot een optimum te komen dat aan participatie voldoende aandacht schenkt. Tegelijkertijd zullen inwoners ook moeten nadenken over welke energiemaatregelen ze in huis nemen. Technologie is immers één ding, mensen bewegen tot duurzame maatregelen een heel andere tak van sport.’
Welke rol krijgt elektriciteit in het functioneren van warmtenetten? Met name bij LT netten als aquathermie speelt dat een rol…
‘Inderdaad. Bij lagere aanvoertemperaturen zal meer hulpenergie ingezet moeten worden. Dat verschilt per regio, van wijk tot wijk, van gebied tot gebied. Soms is netverzwaring noodzakelijk, andere keren kunnen we met bijstelling toe. Voor de RES U16 hebben wij ons energiesysteem integraal bekeken, dat wil zeggen hoe de warmtevraag in elkaar zit en waar de potentiële warmtebronnen liggen. Voor stad Utrecht blijkt dat er minder bronnen zijn dan noodzakelijk, op basis van de huidige en toekomstige vraag. Daarom onderzoeken we nu hoe we de energie-infrastructuur kunnen optimaliseren, bijvoorbeeld met nieuwe bronnen als geothermie en warmte uit de rioolwaterzuivering in Overvecht.’
Op de foto:
Lot van Hooijdonk, Utrechtse wethouder energie en voorzitter van de commissie Energie, klimaat, economie en milieu van de VNG.
Auteur:
Tseard Zoethout
Tseard Zoethout