De Wet collectieve warmte (Wcw) leidt tot nieuwe organisatiemodellen en nieuwe manieren van samenwerking. Gemeente Deventer, Gemeente Brummen en Netverder deelden hun ervaringen en verwachtingen in een webinar van NPLW en Nieuwe Warmte NU.
Ja, het onderwerp Wcw leeft, ziet Femke Heine, senior beleidsadviseur Ministerie van EZK. “Heel veel partijen, waaronder gemeenten, zijn ermee bezig. We zien ook dat het best een complexe wet is, met een heel nieuw marktordeningsmodel, een nieuwe tariefregeling – alles is nieuw, alles is anders.” Op dinsdag 27 februari organiseerden NPLW en NieuweWarmteNU een webinar over organisatiemodellen en de rol van publieke warmtebedrijven. Met daarbij aan tafel ook sprekers die zich voorbereiden, in aanloop naar de nieuwe wet (beoogde invoering nog steeds 1 januari 2025, “maar dan moet alles goed gaan”, aldus Heine in de introductie).
Integraal verantwoordelijk, publiek meerderheidsbelang
In de Wcw is sprake van een integraal verantwoordelijk warmtebedrijf. Dat is verantwoordelijk voor de productie of inkoop, transport én levering aan warmteverbruikers.
Tweede punt van belang: voor een nieuwe warmtekavel kunnen straks alleen nog warmtebedrijven worden aangewezen die een publiek meerderheidsaandeel hebben, of die een warmtegemeenschap zijn.
Het publiek warmtebedrijf kan een vorm hebben waarbij meer dan 50% van de aandelen in handen is van een gemeente, provincie, de staat of een ander openbaar lichaam. Het kan ook een joint venture zijn: een bv of personenvennootschap dat bestaat uit een warmtenetbedrijf en een warmteleveringsbedrijf. Dat warmteleveringsbedrijf kan een publieke of private partij zijn. Het warmtenetbedrijf moet meer dan 50% in publieke handen zijn.
Optie 3 komt uit Europese regelgeving: een lokale warmtegemeenschap als warmtebedrijf ten behoeve van de eigen leden, aandeelhouders of vennoten (dus niet publiek). Voor kleine warmtenetten van minder dan 1500 aansluitingen is er een optie 4: een ontheffing van de gemeente. Private bedrijven kunnen dan fungeren als warmtebedrijf voor dat kleine collectieve systeem.
Praktijkvoorbeelden
Eline Kleiwegt (manager gebiedsontwikkeling bij Netverder), Kees Verspui (programmamanager klimaat en duurzaamheid Gemeente Brummen) en Ron Sint Nicolaas (business developer Gemeente Deventer) leggen in het webinar uit in welke richting hun organisaties zich bewegen.
“Er speelt meer dan alleen het aanleggen van een warmtenet in een bestaande, vaak oudere woonwijk”, zegt laatstgenoemde als reden voor de Gemeente Deventer om zelf een publiek warmtebedrijf op te richten. “Woningen, openbare ruimte, sociale vraagstukken: die samenhang is minstens zo belangrijk als de techniek en de vormgeving. Dat komt bij het eigenaarschap bij elkaar.”
Deventer is al aan de slag en formaliseert in feite wat al praktijk is. “Een aantal woningen is al aangesloten, het werk wordt gerealiseerd en we gaan nu door naar de volgende fase. Nu moet een aantal dingen formeel worden geregeld, maar het bijzondere is: de afgelopen drie, vier jaar was het nooit zo’n issue, hoe het formeel in elkaar zat. Het was heel vanzelfsprekend.”
Gemeente Brummen kiest voor een andere optie: de gemeente participeert in een publiek warmtebedrijf samen met het Gelders Warmte Infra Bedrijf (GWIB). Die keuze is vooral gemaakt vanuit pragmatisch oogpunt, legt Verspui uit. Het GIWB werd opgericht toen de gemeente ging nadenken over een warmtenet in Eerbeek, Loenen en Laag-Soeren, een zone langs de Veluwe. “We hebben hen gevraagd mee te denken. Sindsdien zijn zij projectpartner.”
Netverder is een dochteronderneming van Stedin en krijgt met de komst van de Wcw een duidelijkere positie in de warmtewereld. Kleiwegt geeft vorm aan de structurele samenwerking met gemeenten en provincies, maar geeft aan nog vooral met de verkenning bezig te zijn. “We hebben de Wcw nodig om die volgende stap te kunnen zetten.”
Wat betreft de marktordening, denkt zij dat het gezien de schaal van de projecten goed is om het regionaal te organiseren. “Zodat je wat schaal kunt bereiken in de organisatie die je nodig hebt en in de mogelijkheden om het te kunnen financieren. Dat kunnen provinciale bedrijven zijn, zoals het Gelders Warmte Infra Bedrijf, of regionale bedrijven als het om grootstedelijke gebieden gaat.”
Lokaal zeggenschap
Hoe denken de sprekers over lokaal zeggenschap? Kun je dat organiseren in een gemeentelijk warmtebedrijf? Verspui ziet veel in een ‘aangeslotenenraad’ als een soort klankbord om de praktijk, eventuele problemen en nieuwe ontwikkelingen te bespreken. “Ik denk dat we er zeker aan toekomen om dat goed te organiseren.” Voor wie meer zeggenschap wil, bestaat de mogelijkheid van de warmtegemeenschap, noemt hij.
Kleiwegt vult aan: “Ik denk dat de vraag ook is waar je als bewoner precies zeggenschap over wil. De dagelijkse operatie? Volgens mij hoeft dat niet. Maar als het gaat over duurzaamheid, of mogelijke uitbreidingen, dan heb je het over een ander niveau van zeggenschap. Dat gaat volgens mij in de uitwerking van al die organisatiemodellen ook nog wel spelen.”
In discussies loopt het vaak door elkaar heen, ziet zij. “Uiteindelijk is er ook gewoon een bedrijf te runnen.”
Volgens Ron Sint Nicolaas zit zeggenschap ook niet in het operationele. “Dat zit vaak aan de voorkant: de prijs, omstandigheden, andere dingen die in de wijk plaatsvinden. Ik denk dat we er serieus over moeten nadenken hoe je dat vormgeeft, naast het feit dat die publieke rol bij de overheid ligt. Dat doen we op meerdere plekken als gemeente: dat er zeggenschap is van bewoners, terwijl de overheid uiteindelijk verantwoordelijk is en de dagelijkse sores voor haar rekening neemt.”
Meer informatie:
-
Kijk het webinar terug via deze link.
Auteur:
Paul Diersen
Paul Diersen