Mini-warmtenetten van 2 tot 50 woningen kunnen interessant zijn voor wijken waar gemeenten nu denken aan individuele warmtepompen. Ook kleinschalige warmtenetten zijn interessant voor 50 tot 1500 woningen. Dat bleek tijdens een webinar van NPLW op 18 november. NPLW komt medio december met een handreiking over mini- en kleinschalige warmtenetten.
Het verschil tussen een mini-warmtenet en een kleinschalig warmtenet is eenvoudig: dat is de schaal, zo legt Gerbert Hengelaar (Next2Company) uit in het webinar over dit thema dat NPLW 18 november hield (terug te kijken via de NPLW-website). Een mini-warmtenet bedient 2 tot 50 woningen (straat, blok, pleintje), een kleinschalig net 51 tot 1500 woningen – meer op buurt- of wijkniveau. Die 1500 woningen is de grens waar straks volgens de WCW publiek eigenaarschap verplicht is.
Hengelaar werkt samen met Lieke Noij van de RES-regio West-Overijssel aan een handreiking over deze twee typen warmtenetten die – zo kondigen ze aan – medio december via NPLW beschikbaar komt.
Techniek
Noij licht toe welke technische concepten zich lenen voor een mini-warmtenet. Dat zijn bijvoorbeeld gedeelde bodemlussen voor clusters van 2 tot 5 woningen. Daarbij is er individuele opwek in de woning via een water-water warmtepomp. Ook denkbaar: PVT-panelen, horizontale bodemlussen en zonthermie inclusief opslag en een warmtepomp. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen lichte systemen (met individuele warmtepomp per woning) en zware systemen (een centrale warmtepomp).
De technische mogelijkheden voor kleinschalige warmtenetten zijn een stuk groter, vervolgt Noij. “Daar is echt veel meer mogelijk, omdat we dan op die schaal zitten van 50 tot 1500 woningen. Allerlei bronnen zijn daarvoor interessant en ze kunnen door de schaal dicht in de buurt liggen. Aquathermie en lokale restwarmte kunnen hierbij een rol spelen.”
Veel van de PAW-proeftuinen vallen in de categorie kleinschalig warmtenet, benoemt Hengelaar. Mini-warmtenetten zijn er ook al wel, maar nog weinig op particulier niveau. Woningcorporaties hebben al wel voorbeelden gerealiseerd en er zijn ook gemeente- en buurthuizen die zijn aangesloten op een mini-warmtenet. Technisch is het niet zo’n issue, hoe ze te organiseren wél.
Pilot Amersfoort
In Amersfoort loopt een pilot. Jesper Overeem – werkzaam bij de gemeente als projectmanager Wijk-warmtetransitie – vertelt erover in het webinar. Beoogd concept daar: mini-warmtenetjes die gezamenlijk 10 huizen in één straatje verwarmen. Een gesloten bodemlus bedient daarbij 3 woningen. “Je deelt dus het net met z’n drieën en de opwekking gebeurt met een warmtepomp per woning.”
De gemeente kijkt daarnaast in de gebiedsgerichte aanpak naar wat grotere ZLT-warmtenetten, aldus Overeem.
Rol gemeente
Welke rol speelt de gemeente bij mini-warmtenetten en kleinschalige warmtenetten en hoe past dit (straks) bij de WCW? Daarin zijn drie situaties mogelijk, zo legt Hengelaar uit. Onder 1500 maar boven de 10 woningen: in de WCW heten dit de kleine collectieve warmtesystemen. “Daar zijn aparte regels voor, die anders zijn dan de systemen boven de 1500 woningen. Het betekent dat initiatiefnemers ontheffing moeten aanvragen bij de gemeente. “Het betekent voor gemeenten dat ze in dat segment de mogelijkheid hebben om met initiatieven vanuit bewoners of de markt te werken.”
Onder 10 woningen is die ontheffing niet nodig. “Dan mag er iets gebeuren zonder dat de gemeente daarmee instemt. In dat segment is de meeste ruimte voor zelfbeheer door bewoners en eigen initiatieven.”
Als derde zijn er de grootschalige warmtenetten boven de 1500 aansluitingen. De gemeente wijst hier het warmtebedrijf aan en er is sprake van publiek eigendom. Voor een gemeente is het “belangrijk om – wanneer je te maken krijgt met een initiatief – te realiseren in welke situatie dit zit”, aldus Hengelaar.
Te kiezen strategie voor gemeenten hierbij? Losse initiatieven steunen kan (een organische aanpak), planmatiger te werk gaan – eventueel in samenwerking met een energiecoöperatie of marktpartij – óók. “Het is belangrijk om hierin een bewuste strategie te kiezen in zo’n gebied.”
Het laveren tussen het grotere plaatje en kleine initiatieven kan – zo wordt erkend in het webinar – voor gemeenten wel een spanningsveld zijn.
Alternatief voor lucht-/waterwarmtepomp
Hengelaar ziet mini-warmtenetten vooral als goede oplossing in wijken waar gemeenten een individuele oplossing hebben gepland (dat blijkt ook bij de pilot in Amersfoort het geval, zal Overeem even later aangeven). “We hebben in transitievisies – en straks warmteprogramma’s – best wel wat wijken individueel ingetekend. Vaak zijn we nog een beetje zoekende hoe dat kan en of het wel een goed idee is om elke woning een lucht-/waterwarmtepomp te geven. Dan is een mini-warmtenet misschien wel een beter alternatief.”
Op plekken waar een warmtenet is voorzien geldt: komt er na invoering van de Wcw een initiatief voor een mini-warmtenet dat valt binnen een warmtekavel waar een warmtebedrijf is aangewezen, dan wordt de situatie van belang. Onder de 10 woningen kan het sowieso, boven de 10 woningen moet de gemeente een ontheffing verlenen en de impact op de businesscase van de warmtekavel onderzoeken.
Pilots
Wat de organisatie van mini-warmtenetten betreft is het nog pionieren. Omdat mini-warmtenetjes voor particulieren nog niet bestaan in Nederland, wordt er in de Provincie Utrecht gewerkt aan een zestal pilots. Daarin worden modellen voor beheer en financiering onder de loep genomen. Die pilots moeten onder meer leiden tot een modelovereenkomst en een modelaanpak om mini-warmtenetten laagdrempeliger te gaan ontwikkelen.
Er zijn ook kengetallen nodig, zodat gemeenten ermee kunnen rekenen bij het maken van hun warmteplannen, noemt Hengelaar.
Meer informatie:
-
Kijk het webinar over mini- en kleine warmtenetten terug.
-
Lees een eerder gepubliceerd blog over miniwarmtenetten.
Auteur:
Paul Diersen
Paul Diersen