Verschillende standpunten Warmtewet 2

Geplaatst op 30-11-2020 door Stichting Warmtenetwerk

Bij de voorbereidingen voor de Warmtewet 2 bestaan veel tegenstellingen, dat blijkt ook de internetconsultatie die in augustus is gesloten. Netbeheerders, bewonerscollectieven en andere organisaties, verenigd in de warmtecoalitie vinden dat er te weinig ruimte is voor innovatie in het huidige wetsvoorstel. Maar andere partijen, zoals een aantal warmtebedrijven, zeggen dat er op dit moment al genoeg mogelijkheden voor innovatie zijn in de Warmtewet. Zij verzetten zich tegen een door de warmtecoalitie voorgestelde splitsing van het leveranciersmodel waarin de warmteleverancier verantwoordelijk is voor levering, distributie en productie.

 

“Warmtenetten kunnen de transitie versnellen, maar het huidige wetsvoorstel voor Warmtewet 2 is daar niet geschikt voor. Het wetsvoorstel heeft bovendien een focus op bestaande voorzieningen waarbij productie, levering en distributie in handen van een partij zijn.” Saskia Lavrijssen, professor economische regulatie en marktbestuur aan de Universiteit Tilburg, is kritisch op het wetsvoorstel Warmtewet 2. Die is teveel gericht op de bestaande situatie en heeft daarmee weinig oog voor nieuwe ontwikkelingen, vertelt ze. “In vierde of vijfdegeneratiewarmtenetten kan het netwerk losgekoppeld worden van levering en distributie, maar die mogelijkheid biedt de nieuwe Warmtewet niet.”

 

Goed belangenevenwicht

Erik Stronk, voorzitter van Stichting Warmtenetwerk, vindt niet dat er iets mis is met het wetsvoorstel. “Er is gestreefd naar een goed belangenevenwicht, maar de wet is wel heel erg gedetailleerd. Op zichzelf logisch dat een monopolist, want dat is een warmtebedrijf nu eenmaal, goed gereguleerd wordt, maar dat kan ook uit de hand lopen. Dat geldt voor zowel de tariefregulering als de duurzaamheidseisen. Bij elektriciteit wordt er vanuit gegaan dat het net vanzelf een keer helemaal duurzaam wordt door subsidie te geven op duurzame productie en door de afspraken in het Klimaatakkoord. Bij warmte wil de wetgever dat afdwingen via een wettelijke plicht op de leverancier en zijn de afspraken uit het Klimaatakkoord kennelijk onvoldoende. De vraag is of het zoals het nu in de wet staat – elk jaar een stukje duurzamer – wel goed kan werken. Verduurzaming gaat meestal schoksgewijs en niet lineair.”

 

Beleidsprikkels ontbreken

De beperkte groei van de collectieve warmtemarkt komt niet door de huidige marktordening, maar doordat aardgas nog steeds goedkoper is, stelt directeur energietransitie en publieke zaken Ron Wit van Eneco. Hij benadrukt dat het belangrijk is om het eerst eens te worden over welk probleem moet worden opgelost om de publieke doelen van betaalbaarheid, duurzaamheid en leveringszekerheid te versterken. “Er is voor de meeste eigenaren van bestaande woningen en gebouwen geen urgente reden of voordeel om van het gas af te gaan. Effectieve wet- en regelgeving die het aantrekkelijk maken of juist dwingend maken ontbreken nog voor veel doelgroepen. Dat is ook de reden dat de groei van elektrische warmtepompen traag verloopt. En dan ga je ook niet meteen de hele marktordening omgooien. Dat is immers niet de oplossing voor het probleem dat er ligt. Gas is nog steeds onze grootste concurrent en is veel goedkoper. Als wijken en woningen geen verplichting krijgen om op een bepaalde datum van het gas af te gaan, gebeurt er niets. De komst van deze verplichting is al afgesproken in het Klimaatakkoord en zal geregeld worden met aparte wetgeving en niet via de warmtewet.”

 

Alle partijen nodig

David Peters, CTO van Stedin en voorzitter het Team Warmte van Netbeheer Nederland, benadrukt dat de uitdaging in de warmtetransitie groot is en dat het wetsvoorstel voor Warmtewet 2 deze onvoldoende stimuleert. “De uitdaging is zo groot dat je alle partijen nodig hebt om de energietransitie voor elkaar te krijgen. Maar in de huidige opzet van de Warmtewet 2 worden te veel opties uitgesloten. Zo is één partij integraal verantwoordelijk voor het hele net. Dat past niet bij de uitdagingen die er liggen in de bestaande gebouwde omgeving. Een van die uitdagingen is groei. Vernieuwing is daarbij heel belangrijk. We zitten nu in een fase waarin vernieuwing en opschaling prioriteit moeten krijgen. Als je wilt dat het aantal warmenetaansluitingen groeit moet je innovatie juist aanwakkeren.”

 

Marktmodel staat vast

De kosten voor warmte zijn nu niet transparant, legt Lavrijssen uit. “De kosten zijn nu gebaseerd op het NMDA-principe, maar er is weinig inzicht in de kostenstructuur. Warmtenetten zijn monopolies, dus moet in de gaten gehouden worden of het niet te duur wordt. De Warmtewet 2 zou daarin verandering moeten brengen, maar de wet is te star en gaat eigenlijk uit van één kavel en één warmtebedrijf. Zowel de procedure als het marktmodel staan eigenlijk al vast terwijl er nog discussie over is. Maar het kan ook anders. Zo kan het netwerk losgekoppeld worden van het warmtebedrijf.” Peters legt uit waarom dit geen vreemde gedachte is. “Het elektriciteits- en gasnet is volledig in publieke handen, omdat het publieke belang hier groter is dan commercieel belang. Waarom is dat bij warmte anders?”

 

Kleinschalige initiatieven

Lavrijssen zegt dat er in het wetsvoorstel daarnaast weinig ruimte is voor modulerende groei van warmtenetten. “Dat zou wel handig zijn als je kleinschalige initiatieven toe wilt laten op het net. Het is daarom slim om voor het definitief dichttimmeren van de wet, zorg te dragen dat kleinere projectjes ook deel kunnen nemen.” Wit deelt de mening dat er veel ruimte moet zijn voor kleinschalige initiatieven en innovatie door nieuwkomers en energiecoöperaties. “Nog belangrijker is dat er niet beslist wordt over de hoofden van huurders en woningeigenaren heen, maar dat zij echte zeggenschap krijgen over de keuze voor duurzame warmte-opties achter hun eigen voordeur. Alleen dan ontstaat voldoende draagvlak.” Eneco werkt al veel samen met lokale energiecoöperaties, vertelt Wit. “Op Ameland bezitten we bijvoorbeeld samen met de Amelander Energie Coöperatie en de gemeente Ameland een zonnepark. Deze vormen van lokale participatie biedt voor alle partijen veel voordelen en  zou ook met warmte-initiatieven kunnen.”

 

Andere businessmodellen

De besluitvorming rond de Warmtewet gaat volgens Lavrijssen te snel. “Met name de innovaties die zich richten op lagetemperatuurnetten, moeten beter onderzocht worden. Daar hoort een open net bij met meerdere bronnen. Maar er wordt onvoldoende gekeken naar andere businessmodellen. De minister wil leveringszekerheid, maar het is juist van belang dat we nu de tijd nemen om goed te leren. Ik zou zeggen dat er eerst meer geëxperimenteerd moet worden voordat de wetgeving definitief aangescherpt wordt.” Ook Peters pleit voor meer ruimte voor onderzoek naar de mogelijkheden voor de exploitatie van warmtenetten. “Zijn er bijvoorbeeld andere manieren om leveringszekerheid te garanderen? En moet er niet meer ruimte gecreëerd worden voor samenwerkingsverbanden? Dat zijn legitieme vragen, want als je naar vierde- of vijfdegeneratiewarmtenetten gaat, krijg je andere rolverdelingen.”

 

Open netten

Volgens Stronk zijn er wel degelijk innovaties mogelijk. “Er zijn mogelijkheden voor ontheffingen en innovaties kunnen ook met subsidies gestimuleerd worden als deze duurder zijn. Wel kan er bij zeer gedetailleerde tariefregulering een probleem ontstaan als een innovatie zowel een warmte- als een elektriciteitscomponent heeft.” Wit benadrukt dat open netten, waarbij andere partijen warmte invoeden, al bestaande praktijk is. “In onze warmtenetten in Rotterdam en Den Haag krijgen wij al warmte uit bronnen van derden. En in Utrecht zijn we druk bezig om duurzame bronnen van anderen aan te sluiten om zo aan de CO2-afspraken in het Klimaatakkoord te voldoen. Er komt een aansluiting van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een aardwarmtebron en een datacentrum. De voorbeelden van open netten zijn er dus al. Sterker nog, het is bij wet geregeld. Je mag een bron op een warmtenet niet zomaar weigeren.”

 

Netbeheerders uitgesloten

Netbeheerders willen graag een rol spelen in het beheer van warmtenetten, maar dat kan niet in de huidige opzet van de Warmtewet, legt Peters uit. “Netwerkbedrijven worden uitgesloten. Maar de opgave in de gebouwde omgeving is zo groot dat niemand uitgesloten mag worden. Wij hebben veel kennis over aanleg en beheer van infrastructuur in de gebouwde omgeving. En leveringszekerheid is in een samenwerkingsmodel met bijvoorbeeld gemeenten uitstekend te borgen door privaatrechtelijke afspraken. We weten welke dilemma’s daarbij komen kijken en hoe je met klanten om moet gaan. Deze kennis zetten wij graag in, want er is geen partij die deze warmtetransitie alleen kan doen.”

 

Integraliteit van warmtenetten

Wit constateert dat er nu al ruime keus is uit 23 publieke en private warmtebedrijven. Maar er is ruimte voor nieuwe toetreders. “Bij het toedelen van een rol aan een netwerkbedrijf is het van belang om te voorkomen dat er een ongelijk speelveld ontstaat en private bedrijven zich terugtrekken uit deze markt. De marktverstoring ontstaat als de commerciële netwerkbedrijven gebruik kunnen maken van inkomsten uit beheer van elektriciteit- en gasnetten van de gereguleerde netbeheerder in hetzelfde moederconcern. Naast het risico op kruissubsidie en aantasting van de financiële positie van de gereguleerde netbeheerder, ligt aantasting van het onafhankelijke netbeheer van gas en elektriciteit op de loer. Ook de ACM wijst op deze risico’s in haar recente adviezen aan Minister Wiebes.”  Wit vindt daarnaast dat een integrale aansturing van warmtesystemen noodzakelijk is voor het borgen van zowel leveringszekerheid als betaalbaarheid. “In alle buurlanden met warmtenetten is ook gekozen voor een integrale aanpak van warmtesystemen vanwege de grote technische en economische verschillen met gas- en elektriciteitsnetten. Ook studies in opdracht van het ministerie van Economische Zaken concluderen dat opsplitsing van distributie, systeembeheer en levering leidt tot hogere risico’s en kosten voor de consument.”

 

Lastig

Stronk denkt dat het onder voorwaarden mogelijk is om netwerkbedrijven warmtenetten te laten aanleggen en beheren. “Maar dan moet je wel goed nadenken hoe je een beheersovereenkomst zo kunt inrichten dat de leverancier haar verantwoordelijkheid kan blijven vervullen. De netbeheerders moeten dan tevens aanvaarden dat warmtenetten in concurrentie met anderen worden gegund. Bedacht moet ook worden dat een leverancier tevens verantwoordelijk is voor netuitbreiding binnen een kavel waarvoor zij zijn aangewezen. Dat wordt lastig als er allerlei verschillende netbeheerders in kavels netten gaan aanleggen buiten de voor dat kavel verantwoordelijke leverancier om.”

 

Alternatieven voor warmte

In het Klimaatakkoord en het daaruit volgende beleid wordt volgens Lavrijssen onvoldoende gekeken naar alternatieven voor warmtenetten. “Warmtenetten zijn een middel, niet het doel. Als je een wijk aardgasvrij wilt maken, doe dat dan op zo’n manier dat mensen er over tien jaar ook nog blij mee zijn. Doe geen dingen waar geen draagvlak voor is. Je merkt dat nu in Amsterdam, daar is veel verzet tegen de plannen van de gemeente en het warmtebedrijf. Dat is een goed voorbeeld van wat er gebeurt als bewoners onvoldoende betrokken worden. Dat is een punt wat zeker nog verbeterd moet worden.”

 

Selectie op prijs

Ook Wit ziet nog kansen voor verbetering bij het wetsvoorstel voor Warmtewet 2. “Gemeenten mogen kavels vaststellen en daarvoor een warmtebedrijf selecteren. In de wet staat dat de selectie transparant moet zijn, maar prijs is geen criterium. Dat is vreemd want juist voor het verbeteren van betaalbaarheid is het belangrijk om aanbieders ook te laten concurreren om de kavel op kwaliteit én prijs. Alleen dan kan een gemeente aan haar burgers uitleggen dat ze voor de meest kosteneffectieve bieding heeft gekozen. Dat is cruciaal voor een transparant selectieproces en draagt bij aan het draagvlak. Als je prijs wel meetelt, ontstaat er pas echt creativiteit en een innovatieprikkel en dat kan weer leiden tot kostenreducties. Net als bij de wind-op-zee tenders.”

Op de foto (met de klok mee)

  1. Erik Stronk (Stichting Warmtenetwerk)
  2. Saskia Lavrijssen (Universiteit Tilburg)
  3. David Peters (Netbeheer Nederland/Stedin)
  4. Ron Wit (Eneco)
Auteur:
Joop van Vlerken

Lees ook onze andere berichten