Bij warmtenetten denken buitenstaanders al gauw aan stadsverwarmingsnetten, gevoed door heet water uit grote warmtecentrales. Maar het kan ook anders. Goed beschouwd staat elke stad vol met lokale, kleinschalige warmtebronnen. ‘De Albert Heijn op de hoek is al een warmtebron. Die kan zó 600 woningen verwarmen,’ zegt architect en stedenbouwkundige Martijn de Gier, partner van het Rotterdamse bureau kbng.
Samen met andere initiatiefnemers (Stichting WarmBouwen, IF Technology, Duratherm en Comm.Art) won zijn bureau in januari 2019 de landelijke prijsvraag ‘Energielandschap van de Toekomst’ van NederlandBovenWater, met het plan ‘Zwolle deelt Warmte’. Het plan is gebouwd op het idee dat een stad, in dit geval Zwolle, kan worden gezien als een enorme verzameling kleinschalige warmtebronnen. De warmte van al die bronnen – bedrijven, industrie, supermarkten, koelhuizen, oppervlakte- en afvalwater, zonnepanelen en veel meer – kan worden opgevangen in buurtnetten. De Gier: ‘Als die netten de warmte onderling gaan uitwisselen, ontstaat een lokale warmtemarkt – dichtbij de warmtebron, met minimale energieverliezen. Er hoeft immers nauwelijks warmte over grotere afstanden te worden getransporteerd. Je moet die warmte dan wel even opkrikken. Maar dat is mogelijk in combinatie met kleine aanpassingen aan woningen, zoals isolatie en kleine warmtepompen.’
De jury, onder leiding van Minister van Staat Sybilla Dekker, was lovend. Juist vanwege de menselijke benadering. Uit het juryrapport: ‘De betaalbaarheid voor allen op termijn wordt aannemelijk gemaakt. Het meekrijgen van de bewoners is zowel de belangrijkste faal- als succesfactor. De financierbaarheid vraagt om een politiek besluit en een sluitende businesscase; beide vereisen een haalbaarheidsstudie. Overleg met gemeente, waterschap en een mogelijke financier zoals de Bank Nederlandse Gemeenten is een vereiste. Behoud van het kleinschalige maatwerk is daarbij cruciaal.’ De Overijsselse gedeputeerde Annemieke Traag zag het idee zelfs als voorbeeld voor andere stedelijke gebieden in de provincie. Die zouden het kunnen gebruiken voor hun Regionale Energiestrategieën.
Opschaalbaarheid
De prijsuitreiking ligt alweer ruim een jaar terug, dus het is tijd om aan Martijn de Gier te vragen hoe het staat met de vorderingen. Waarschijnlijk liggen die buurtnetten er in Zwolle na één jaar nog niet, maar wat is er wel gebeurd? De Gier: ‘Er is veel gebeurd. Sinds januari 2019 zijn we met Zwolle in gesprek. In december 2019 hebben we de opdracht gekregen om de randvoorwaarden voor het buurtnet in kaart te brengen en de haalbaarheid te onderzoeken, zowel technisch als financieel. Bij de verdere ontwikkeling zijn naast ons eigen bureau ook IF-technology, Duratherm, ToekomstSterk, TNO en de stichting WarmBouwen betrokken. Als casestudy werken we ook nog in de wijk Diezerpoort aan een buurtnet. We zien het nadrukkelijk als een begin. De kern van ons idee is dat je vele kleinere netwerken uiteindelijk met elkaar verbindt. De opschaalbaarheid is cruciaal.’
Het imago van warmtenetten is nog altijd niet zo goed als het zou kunnen zijn. Volgens De Gier heeft dat ermee te maken dat veel bewoners het gevoel krijgen dat iets ze wordt opgedrongen. ‘Mensen weten er te weinig van. Ze zijn bang voor gedoe, voor extra kosten. Dat maakt ze onzeker. Maar je ziet dat veranderen zodra je ze een goed aanbod doet, de warmte dichtbij huis haalt, en uitlegt wat je doet.’ Op die visie is het plan gebouwd. ‘Je moet met een goed aanbod komen, daar komt het op neer. Iedereen kan dan meedoen, en iedereen heeft er voordeel van.’
Het idee voor een buurtwarmtenet is geboren uit de architectuurpraktijk van De Gier. Zijn bureau kbng houdt zich intensief bezig met de herbestemming van monumentale gebouwen. ‘Voor die gebouwen is lagetemperatuurwarmte interessant, in combinatie met isolatiemaatregelen. Zo kwamen we op het idee om te kijken naar de vele bronnen van lage temperatuur in de directe, dagelijkse omgeving. Die bronnen zijn ruim beschikbaar. Het is eigenlijk heel raar om heet water te vervoeren terwijl je in een woning toch niet hoger stookt dan 22 graden. Waarom dan niet de warmte in de omgeving gebruiken? Bovendien geef je bewoners zo ook een prikkel om hun woning te verduurzamen, wat altijd verstandig is.’
Buurtnet
Volgens De Gier kan minimaal 80 procent van de warmtevraag van woningen worden gedekt met water van 45 graden, in een buurtnet, uitzonderingen daargelaten. ‘De rest kun je met aardgas verwarmen tot dat de woning is aangepast dankzij woningisolatie en andere afgiftesystemen. Maar daar heb je de tijd voor, zolang er nu eenmaal nog aardgas beschikbaar is.’ Hij heeft ook al gedachten over de financiering en de governance van deze energietransitie. ‘Je zou kunnen denken aan een warmteschap, naar analogie met het aloude Nederlandse waterschap. Dat weegt ook verschillende belangen tegen elkaar af, en komt al polderend tot een breed gedragen oplossing. Bij de warmtetransitie zou dat ook kunnen. Bewoners willen een zo hoog mogelijke temperatuur, leveranciers daarentegen een zo laag mogelijke temperatuur omdat dat minder kost. Die twee wensen zou je moeten verenigen.’
Dat is voorlopig toekomstmuziek. Als de businesscase rond komt, de technische haalbaarheid in orde is, en de nodige woningeigenaren meedoen – kortom, als alles meezit – kan in 2021 aan vergunningen worden gewerkt, zegt De Gier. De realisatie is op zijn vroegst in 2025 te verwachten.
Meer informatie: https://www.youtube.com/watch?time_continue=9&v=wFKo4osOw44&feature=emb_logo
Afbeeldingen:
Uit prijsvraag
Auteur:
Edwin Lucas
Edwin Lucas