Nul-op-de-meter warmte goede optie voor hoogbouw

Geplaatst op 23-05-2019 door Stichting Warmtenetwerk

Voor woongebouwen van meer dan zes verdiepingen is duurzame warmtelevering een goede optie. Sterker nog, het is vooralsnog de enige reële optie om deze gebouwen nul-op-de-meter (NOM) te maken. Dit heeft ermee te maken dat all-electric-concepten voor hoogbouw niet werken, omdat de daken en gevels te klein zijn om het volledige elektriciteitsverbruik van alle woningen in de flat op te wekken met behulp van zonnepanelen. Belangrijk punt bij NOM Warmte is dat de warmte duurzaam gecertificeerd moet zijn.


All-electric-concepten met warmtepompen zijn geen optie voor hoogbouw van meer dan zes verdiepingen, omdat de ruimte voor zonnepanelen ontbreekt. De Stroomversnelling zocht daarom juist voor deze gebouwen naar een andere optie en kwam uit op warmtenetten, vertelt Jeroen Roos van De Stroomversnelling. “Voor hoogbouw is de enige optie om duurzame warmte van buiten het gebouw te halen. Daarom ligt een aansluiting op een warmtenet voor de hand.”

 

Duurzame bron
Het renoveren naar nul-op-de-meter van flatwoningen met behulp van warmtenetten is technisch goed mogelijk. Eerst moeten de woningen goed geïsoleerd worden om de warmtevraag te beperken. Voor nul-op-de-meter (NOM) mag geen gebruik worden gemaakt van fossiele brandstoffen. Daarom moet de installatie van het gebouw gekoppeld worden aan een nieuwe duurzame, niet-fossiele, bron. Dat laatste is belangrijk, benadrukt Roos. “We moeten voorkomen dat duurzame warmte dubbel wordt verkocht en dus moet de oorsprong van de warmte duidelijk zijn, net als dat nu bijvoorbeeld bij elektriciteit gebruikelijk is. Je krijgt dan groene en grijze warmte.”

 

Regelgeving
Bij NOM Warmte is nul-op-de-meter eigenlijk nul-op-de-rekening voor de huurder. Er gaat namelijk netto nog wel warmte naar de woning. Deze warmte wordt geleverd door de woningcorporatie die de rekening daarvoor betaalt aan het warmtebedrijf. De huurder betaalt een energieprestatievergoeding (EPV) aan de woningcorporatie voor de isolatie en de installaties in de woning. Daarnaast betaalt de huurder een bedrag voor duurzame warmte aan de corporatie. Deze EPV en het bedrag voor duurzame warmte komen in de plaats van de oude energierekening. Volgens Roos is er nog geen passende regelgeving voor NOM Warmte, waardoor de woningcorporaties nog huiverig zijn. Toch werkt woningcorporatie Portaal in Leiden en Utrecht wel aan dergelijke projecten, vertelt hij. “Deze projecten hadden beide al een warmtenetaansluiting. In Utrecht bouwt Eneco een nieuwe biomassacentrale die de flat van warmte kan voorzien. Daarnaast wordt de aanvoertemperatuur in het gebouw verlaagd van 90 naar 70 graden Celsius en worden alle installaties in het gebouw vervangen, zodat elke woning een eigen afleverset voor warmte heeft.”

 

Exclusief
In Utrecht gaat het om de renovatie van 110 woningen aan de Kwangodreef, Gambiadreef en Kasaidreef in de wijk Overvecht, vertelt Marnette Vroegop, procesmanager bij Portaal. “Het is ontzettend belangrijk dat de duurzame warmte uit de nieuwe biomassacentrale exclusief toegerekend wordt aan deze woningen. Het warmtebedrijf moet kunnen aantonen dat de duurzame warmte maar één keer verkocht wordt.” Ook in Leiden werkt Portaal aan NOM Warmte. Vroegop: “Portaal renoveert de Agaatflat in Leiden, met 226 sociale huurflats, naar nul-op-de-meter met duurzame warmte. De woningen behouden hun aansluiting op het warmtenet en krijgen CO­2-vrije warmte van energieleverancier Nuon, die gebruik maakt van de restwarmte uit de industrie.”

 

Certificering
Ook voor de aanbieders van duurzame warmte is certificering belangrijk, vertelt Roos. “Voor aanbieders kan het stimulerend werken als duurzame warmte ook als zodanig gecertificeerd wordt. De gewijzigde Warmtewet biedt bijvoorbeeld mogelijkheden om tarieven te differentiëren voor duurzaam opgewekte warmte.” Warmteleveranciers hebben nog kanttekeningen bij NOM Warmte legt Roos uit. “Doordat de woningen goed geïsoleerd worden, hoeft er minder warmte geleverd te worden waardoor het verdienmodel van de energiebedrijven wordt aangetast. Dat kan alleen gecompenseerd worden door meer aansluitingen te maken op hetzelfde net.”

 

Installaties
Bij NOM-renovaties is het meestal niet voldoende om alleen de bron waarop het gebouw is aangesloten te verduurzamen, legt Roos uit “Niet alleen moet het gebouw uitgebreid geïsoleerd worden, vaak is ook de hele installatie aan vernieuwing toe. Sommige van de flats zijn al in de jaren zestig of zeventig opgeleverd en de installaties zijn dus vaak al veertig tot vijftig jaar oud. Die voldoen niet meer aan de eisen van nu.” Een kans op het gebied van duurzaamheid zit in de warm tapwatervoorziening. Het is niet optimaal om een warmtenet in de zomer op temperatuur te houden alleen voor het warm tapwater. Een mogelijk alternatief daarvoor kan een kleinere warmtepomp zijn.

 

Wetswijziging
Om woongebouwen van meer dan zes verdiepingen te renoveren naar NOM is het betrekken van duurzame warmte de enige reële optie, legt Vroegop uit. “Maar het moet wel mogelijk zijn om duurzaam gecertificeerde warmte toe te rekenen aan de woning, anders kunnen we als corporatie geen energieprestatievergoeding vragen voor de geleverde warmte.” Maar hiervoor moet de wet aangepast worden. Het toerekenen van duurzame warmte aan een gebouw staat nog ter discussie. Het ministerie van Economische Zaken is terughoudend om energie van buiten het gebouw bij de energieprestaties van het gebouw op te tellen. Roos: “Voor duurzame elektriciteit kan ik dat wel begrijpen als die ook uit van Noorse waterkracht kan komen. Warmte zou je natuurlijk ook zoveel mogelijk op of aan de woning duurzaam willen opwekken, maar dat is lang niet altijd mogelijk. Ik pleit daarom voor een uitzondering op deze regel voor hernieuwbare warmte.”

Auteur:
Joop van Vlerken

Lees ook onze andere berichten