Onduidelijkheid over rol EBN bij aardwarmteprojecten

Geplaatst op 16-09-2021 door Stichting Warmtenetwerk

Het vergunningsstelsel voor aardwarmteprojecten gaat op de schop. Door aanpassingen in de Mijnbouwwet moet het voor ontwikkelaars van geothermische bronnen eenvoudiger worden de benodigde vergunningen te verkrijgen. Het ontwerp-Mijnbouwbesluit, waarin de nieuwe wettelijke bepalingen nader worden uitgewerkt, lag deze zomer ter consultatie bij de markt. Uit de reacties blijkt dat voornamelijk de rol die staatsbedrijf EBN in geothermieprojecten toebedeeld krijgt de nodige bezorgde vragen oproept. Ook het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft zijn bedenkingen over de bevoegdheden van EBN.

 

De vernieuwde Mijnbouwwet komt de geothermiesector tegemoet met een nieuw, op maat gesneden vergunningsstelsel. Niet langer zullen aanvragers te maken hebben met een opsporingsvergunning en een winningsvergunning; in plaats daarvan komen de  ‘gebiedstoewijzing’, de startvergunning en de vervolgvergunning. Belangrijk element in dit nieuwe stelsel is dat een operator na het verkrijgen van zijn startvergunning niet alleen een doublet mag boren en testen, maar dat hij, in afwachting van de definitieve vervolgvergunning, vanuit die nieuwe bron ook al meteen mag produceren. Dat voorkomt dat operators in afwachting van hun definitieve toestemming hun put langzaam zien dichtslibben tot deze onbruikbaar is geworden.

Veel meer dan in de olie- en gassector moeten warmtebedrijven hun ondergrondse activiteiten afstemmen op wat er bovengronds speelt. Uit een vergunningaanvraag en aanvraag voor het zoekgebied zal duidelijk moeten blijken dat contact is gezocht met gemeente en provincie over hun beleidsplannen: past aardwarmte binnen de afspraken die gemaakt zijn in de Regionale Energiestrategieën (RES) en de gemeentelijke Transitievisies Warmte? Of, met andere woorden: is er plaatselijk behoefte aan een warmtenet? Die vraag zal steeds vaker gesteld gaan worden, denkt het ministerie, want de markt “verschuift van geothermie in de glastuinbouw naar toepassing van geothermie in de gebouwde omgeving (ten behoeve van zogenoemde warmtenetten).”

 

Participatie EBN
Het, naar zich laat aanzien, meest omstreden onderdeel van de vernieuwde Mijnbouwwet is de nieuwe rol van staatsbedrijf EBN. Dat zal voortaan in elk geothermieproject participeren. Het gaat om financiële, risicodragende deelnames van tenminste 20% en ten hoogste 40%. In de olie- en gassector is een dergelijke participatie al sinds jaar en dag staande praktijk en EBN heeft in die tijd een schat aan kennis en ervaring opgebouwd. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat denkt dan ook dat EBN’s participatie de kwaliteit van de geothermieputten ten goede kan komen. Ook is het de bedoeling dat deelname van EBN het makkelijker maakt om informatie te delen, zodat de markt van elkaars successen en tegenslagen kan leren. 

De vraag is echter: welke precieze bevoegdheden krijgt EBN bij geothermieprojecten? In hoeverre is EBN’s stem beslissend? En ook: hoe diep moet EBN zich in een project ingraven om het doel – kennisdeling – te bereiken? Het Mijnbouwbesluit had hierin duidelijkheid moeten scheppen, maar creëert eerder verwarring, zo blijkt uit de reacties op de consultatie. Het is niet moeilijk om in de teksten passages te vinden die de wenkbrauwen doen fronzen. Zo valt in de Nota van Toelichting in één en dezelfde alinea te lezen: “EBN is operationeel niet actief in de projectontwikkeling en exploitatie”, maar ook “EBN kan op basis van de opgebouwde kennis en ervaring meebeslissen op relevante onderwerpen.”

Dergelijke passages komen het ministerie op kritiek te staan van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), dat eind augustus in een brief aan minister Yeşilgöz-Zegerius puntsgewijs uiteenzette wat er aan het Mijnbouwbesluit mankeert. “Het college adviseert nader te onderbouwen waarom is gekozen voor een samenwerkingsvorm waarin EBN een beslissende stem heeft, en duidelijk te maken waarom niet is gekozen voor een minder belastende samenwerkingsvorm die is gericht op alleen kennisdeling en -borging.”

 

Onduidelijke bevoegdheden
De kritiek van het ATR strekt nog verder. Want als EBN bij iedere stap over de schouder meekijkt, dan zullen aardwarmtebedrijven zich ernstig in hun bewegingsvrijheid beperkt voelen, stelt het college. “EBN krijgt met voorliggend besluit mogelijkheden en verantwoordelijkheden om te sturen op projectniveau. Dergelijke verantwoordelijkheden liggen normaliter niet bij de aandeelhouder, maar bij het management van het bedrijf.” Het ATR vraagt dan ook aan de minister om heel helder uiteen te zetten waar de bevoegdheden van de ene partij eindigen en die van de ander beginnen. 

In zekere zin echoot het ATR de zorgen die vorige maand al door branchevereniging Geothermie Nederland geuit werden. Want in een reactie op de consultatie schreef Hans Bolscher, bestuursvoorzitter van Geothermie Nederland “dat de omschrijving van de rol van EBN in het huidige Besluit, onder andere de vele veto’s, bij veel partijen voor verwarring en onduidelijkheid zorgt, wat weer tot weerstand leidt.” De manier waarop EBN straks in projecten betrokken wordt is volgens Bolscher dan ook “onnodig complex en onvoorspelbaar”. 

En, net als het ATR, vindt Bolscher dat EBN meer macht lijkt te krijgen dan nodig is om op te kunnen treden als kennismakelaar. “Wij benadrukken dat we blij zijn met EBN als partner in de geothermie en dat wij de goede samenwerking juist willen versterken door duidelijkheid en een meer passende rolomschrijving in dit besluit.” Overigens heeft Geothermie Nederland ook zijn bedenkingen bij de nieuwe vorm waarin het vergunningsstelsel wordt gegoten. De branchevereniging vreest dat het nieuwe stelsel doorlooptijden van vergunningen mogelijk nog langer maakt dan ze nu al zijn. Met grote gevolgen: “Het proces van startvergunning gevolgd door het niet automatisch verkrijgen van een vervolgvergunning maakt dat financierbaarheid van geothermieprojecten zeer moeilijk of onmogelijk wordt.” 

 

Meer invloed gemeenten
Hoe gemeenten en provincies tegen de nieuwe Mijnbouwwet aankijken is niet helemaal duidelijk. Gedurende het wetgevingsproces kwamen weliswaar enkele reacties van individuele gemeenten en provincies binnen, maar gezamenlijke reacties van de VNG of het Interprovinciaal Overleg (IPO) bleven uit. Volgens Frank Schoof, lang voorzitter bij Platform Geothermie, één van de voorlopers van Geothermie Nederland maar tegenwoordig als projectleider betrokken bij Versnelling Aardwarmte Metropoolregio Amsterdam, is het hoe dan ook goed dat lokale overheden een grotere vinger in de pap krijgen. “Het is goed dat gemeenten ook een formele rol krijgen, met name voor projecten in de gebouwde omgeving.” Schoof diende namens de provincies Flevoland en Noord-Holland een reactie in. En die is “zonder meer positief”, zo leest het. Toch hebben ook deze provincies openstaande vragen. “De voorziene rol van EBN verdient in onze ogen nog nadere uitwerking.”

En zo wijzen alle reacties in dezelfde richting: schep duidelijkheid, vooral over de rol van EBN. Voor het ministerie lijkt er dus nog werk aan de winkel. Geothermie Nederland: “Daarom nogmaals onze oproep om snel samen om tafel te gaan zitten om dit beter te formuleren.” Naar verwachting vergadert de Tweede Kamer nog deze herfst over het nieuwe vergunningsstelsel.

 

Reactie EBN op dit artikel:
In de kamerbrief over de rol van EBN in de energietransitie die voor de zomer vanuit EZK aan de kamer is gestuurd is aangegeven dat de inzet van EBN bij nieuwe geothermieprojecten marktbreed bijdraagt aan de ontwikkeling van een breed portfolio waardoor kennis en ervaring wordt gedeeld met marktpartijen. Ook kan EBN meebeslissen over keuzes die de duurzaamheid en kwaliteit raken. EBN haalt kennis op die ten gunste komt van andere projecten en kan zo ervaringen uit deze projecten inzetten voor innovatie, publieke kennis van de ondergrond, kostenreductie en beleidsontwikkeling. “Die toegevoegde waarde zie je nu al in de praktijk. Op dit moment nemen we al actief deel in circa 20 aardwarmteprojecten, altijd op verzoek van de geothermie-operator. In die projecten wordt duidelijk dat je kennis deelt door intensief als volwaardige aandeelhouders samen te werken”, aldus Herman Exalto, programme manager Geo-energie bij EBN. “Ook gemeenten en provincies vinden het door onze kennis en ervaring prettig wanneer wij deelnemen. En dat is goed voor het draagvlak van geothermie.  Ik ken de zorgen bij bepaalde partijen en wij zijn in gesprek om die weg te nemen. Met EBN erbij wordt het echt makkelijker om in gezamenlijkheid geothermie projecten van de grond te laten komen.”

 

Op de foto:
– Een boring naar geothermie in Duitsland. (Foto: Ben Benzin)

Auteur:
Tijdo van der Zee

Lees ook onze andere berichten