Energietransitie versnellen door warmtenetten in pps-constructies

Geplaatst op 11-03-2022 door Stichting Warmtenetwerk

Om de warmtetransitie van gebouwen te versnellen moet er een Nationaal Warmte-ontwikkelfonds voor warmtenetten door het Rijk opgericht worden. Vanuit dit fonds kunnen gemeenten financieel worden ondersteund in het opzetten van warmtenetten op basis van een publiek private samenwerking (pps). Daarvoor pleit Rutger Bianchi van Berenschot desgevraagd, naar aanleiding van de whitepaper die Berenschot samen met InvestNL heeft opgesteld en waarin deze pps-constructie wordt voorgesteld. Belangrijkste voordeel van dit systeem is dat het vollooprisico niet meer volledig met subsidie hoeft te worden ondervangen. Op dit moment worden risico’s namelijk beprijsd en komen ze tot uiting in de bijdrage aansluitkosten (BAK), waar vervolgens subsidie voor nodig is om de businesscase haalbaar te maken. 

 

In tijden waarin de energieprijzen vermoedelijk blijvend door het dak gaan door de oorlog in Oekraïne en de urgentie voor verduurzaming steeds hoger wordt in verband met de klimaatverandering, worden warmtenetten steeds vaker genoemd als alternatief voor de warmtevoorziening in Nederland. Maar dat ze niet gemakkelijk van de grond komen, heeft veelal een financiële reden. 

Rutger Bianchi: “Dat wordt nu vaak opgelost doordat gemeenten de onrendabele top compenseren. Dat is meestal een subsidie. Wij bepleiten juist een andere aanpak, waarbij de businesscase wordt opgeknipt in een ontwikkelfase en een exploitatiefase. In die eerste, ontwikkelfase is het vollooprisico het hoogst. Je weet immers niet precies hoeveel aansluitingen er precies zullen plaatsvinden en welke hobbels je tegen gaat komen, terwijl wel het warmtenet moet worden aangelegd. Door in deze fase een publiekprivate samenwerking op te zetten, waarin gemeenten, warmtebedrijven en een kapitaalkrachtige investeerder een evenredig aandeel hebben, wordt dat risico gezamenlijk gedragen. Wanneer het besprijsde risico zich niet voordoet, kan de gemeente de baten die vrijkomen uit deze ontwikkelfase laten terugvloeien, waarmee dit dus revolverend wordt. Hiermee kan de BAK met 20 procent worden verlaagd. Dat kan oplopen tot liefst 68 procent als de gezamenlijke partijen risico’s beter kunnen beheersen.”

Als na circa vijf jaar het maximale aantal aansluitingen wordt bereikt, breekt de exploitatiefase aan. Bianchi: “Dan zouden gemeenten en investeerders hun aandeel kunnen verkopen aan warmtebedrijven om elders weer te investeren. Maar dat is niet nodig; je kunt juist ook lokaal eigenaarschap behouden.” 

 

Voorbeeldcasus
Berenschot en InvestNL hebben het systeem losgelaten op een voorbeeldcasus waarbij een warmtenet in een bestaande wijk wordt aangelegd. Na de ontwikkelfase wordt een overdrachtsbedrag bepaald aan de hand van de bereikte volloop (het aantal gerealiseerde aansluitingen), het overeengekomen redelijke rendement en de duur van de exploitatiefase. De aanname is dat na vijf jaar een overdrachtsbedrag wordt betaald op basis van 70% aansluitingen, 4% intern rendement (IRR) en 25 jaar resterende exploitatie. Die voorbeeldcasus wordt in het whitepaper vergeleken met het traditionele integrale model. In dit voorbeeld vergt het warmtenet in de ontwikkelfase een investering van € 12 miljoen. Het rendement dat de gemeente ontvangt op haar deelname van 33% in het bedrijf bedraagt circa € 2 miljoen nominaal. De subsidie die zij hiermee op de BAK kan geven, komt neer op € 1.250 per aansluiting (inclusief btw). Hiermee wordt de BAK verlaagd van € 7.100 per aansluiting in de traditionele integrale situatie naar € 5.850 per aansluiting in het voorgestelde model van een opgeknipt ontwikkel- en exploitatiebedrijf, zoals te zien is in onderstaande figuur bij B. Daarmee wordt een voordeel van circa 20 procent behaald. 

 

Warmtebedrijven
Nadelen zijn er ook, zo laten Berenschot en InvestNL zien in hun whitepaper. De gemeente zet risicodragend kapitaal in. Dit beïnvloedt haar solvabiliteit, waardoor zij mogelijk geen lening meer kan aantrekken voor andere dingen. De oplossing daarvan zou een nationaal garantiefonds kunnen zijn, dat dient als achtervang in het geval het warmtenet niet succesvol is om zo mogelijke verliezen op te vangen. “Daarbij kan juist het Rijk of een provincie als investerende partij optreden. Deze kan kennis inbrengen over de financieringsstructuur en governance, die te repliceren is naar andere situaties.” 

Bovendien vraagt gedeeld aandeelhouderschap om structurele samenwerking. Dat kan als complex ervaren worden door warmtebedrijven. ”Vooraf en tijdens het schrijven van het whitepaper heb ik samen met Abo Rassa van InvestNL contact gehad met verschillende partijen in de markt, waaronder een aantal gemeenten en warmtebedrijven. Beide lijken open te staan voor een dergelijk model en zien ook echt de voordelen ervan in. Anderzijds is er nog geen ‘proof of concept’, wat het ook spannend maakt. Bovendien is het model geen oplossing voor een gebrek aan geld waar veel gemeenten mee kampen.”

 

Middelen van overheid blijven nodig
Belangrijke rol is dus weggelegd voor een publieke partij die voor de financiering van de ontwikkelfase kan en wil zorgen. “Dat kunnen overigens ook banken zijn, maar ook de lokale omgeving, zoals woningeigenaren, woningcorporaties, VvE’s en/of bedrijven in de vorm van een coöperatie. Maar het is geen oplossing voor een gebrek aan geld bij gemeenten. Zolang warmtenetten een vermeende onrendabele top hebben, zullen middelen vanuit de overheid nodig zijn.”

Dat dit al jaren wordt bepleit, erkent Bianchi. “Er zijn ook zeker vergelijkbare voorbeelden, zoals de pps-constructie in Amsterdam tussen de gemeente en Vattenfall. In ons systeem gaat het met name ook om het opdelen van de ontwikkel- en exploitatiefase en zit er een derde, investerende partij bij.” Ook ziet Bianchi veel overeenkomsten met hoe de provincie Gelderland de uitrol van warmtenetten wil regelen via het Gelders Warmte-infrastructuur bedrijf. “Dat is wel heel erg gericht op de infrastructuur, daar waar wij meer integraliteit bepleiten. En Gelderland heeft natuurlijk de financiële middelen dankzij de verkoop van de Nuon-aandelen. Als we dit echter regelen vanuit een Nationaal Warmte-ontwikkelfonds kunnen ook provincies en gemeenten die die voordelen niet hebben, meeprofiteren.” 

Daarnaast lijkt het momentum voor een pps-constructie er nu te zijn. Bianchi: “Gemeenten hebben hun Transitievisies Warmte gemaakt en dat vraagt om een concreet vervolg. Als bovendien de energieprijzen door de oorlog in Oekraïne enorm stijgen, moeten we wel aan de slag met alternatieven. En voor de bestaande bouw, zeker in bepaalde steden, zijn warmtenetten dat alternatief.”

 

Op de foto:

  1. Aanleg van een warmtenet (foto: Berenschot)

  2. Grafiek effecten PPS (Berenschot)

  3. Model ontwikkel- en exploitatiebedrijf (Berenschot)

Auteur:
Harmen Weijer

Lees ook onze andere berichten